HF DSC 16804.5 radiotelefonie 16420 radiotelex 16695

Over het algemeen zal men in de MF via 2189.5 KHz een schip-wal aanroep doen, of via een frequentie volgens de List of Coaststations. Voor de HF zijn aanroepfrequenties van toepassing, maar de gesprekken of telexberichten vinden plaats via de werkfrequentie. Een kuststation wordt via de DSC-frequenties aangeroepen. Van wal naar schip gaat het via de DSC in de MF op de 2177 KHz en in de DSC van ship-to-ship in de MF ook op de 2177 KHz. Er zijn verplichte wachtfrequenties. Voor de VHF is dat kanaal 70. In de MF 2187.5 KHz en voor de HF is dat 8414.5 KHz en daarnaast een van de andere HF DSC noodfrequenties. Bij de DSC-marifoon gaat dat automatisch want DSC is in de marifoon geïntrigeerd en voor kan 70 is in de klasse A een aparte antenne. Ook bij de MF/HF is er een aparte antenne voor het DSC-noodverkeer. In de MF wordt wachtgehouden op 2187,5 KHz.

De MF/HF zender staat normaal gesproken bij zowel Rx als Tx op de 2182.0 KHz. Het toestel geeft aan dat de power op medium is ingesteld en dat het op SSB ‘telephony’ is ingesteld. Bij het verzenden van berichten kun je ook voor AM kiezen.

Als je één keer op de distress-button drukt, geeft het toestel aan dat deze knop hierna 3 sec. moet worden ingedrukt. Er wordt dan een ‘distress alert’ verzonden met de aard van het ongeval ‘undesigned’. Doe je dit, dan is de ‘call in progress’ op frequentie 2187,5 KHz en moet je wachten op het ‘acknowledgement’. Na enige tijd komt dit en via de knop ‘view’ kun je zien van wie dit acknowledgement kwam, meestal van een kustwachtstation. Als je een distress-bericht via de knop Tx aanmaakt, kun je net zoals bij de DSC VHF weer kiezen tussen fire, gronding, sinking. Een DSC-alert gaat automatisch naar enz. Het zelfde rijtje als de VHF. Dan heb je ook de keuze om een bericht via de SSB (MF) of de AM (HF) te verzenden. Er zijn toestellen die de mogelijkheid bieden om een DSC-alert te versturen in de VHF, MF of HF. Deze sturen de zender naar keuze aan. Zoals bekend gaat het bij de VHF via kan 70 en bij de MF/HF wordt een DSC-bericht verzonden in de 2, 4, 6, 8, 12 of 16 MHz.

Een DSC-alert gaat automatisch naar alle stations, zowel Kustwacht als schepen. Men kan ook een kuststation of schip selecteren. Het wordt dan een ‘selective call’ en moet men het gewenste MMSI-nummer invoeren. Een distress alert wordt automatisch vijf keer achter elkaar verzonden en dat wordt ‘single frequency call attempt’ genoemd. Een distress alert wordt om de 3,5 tot 4,5 minuten uitgezonden, net zolang tot  de zender een acknowledgement ontvangt of het zelf uitzet. Bij een all ships call kan men voor verschillende prioriteiten kiezen. Bij routine kan het waarschuwingssignaal zacht zijn, maar bij urgent gaat het volume automatisch naar hoog. Bij de VHF kiest men als het om navigatieberichten gaat als werkkanaal voor 13. En bij MF 2177 KHz.. Bij de HF zijn er geen frequentie gereserveerd voor routine gesprekken. Dus zelf een keuze maken. We hebben het al over een selective call gehad. In de List of Shipstation of Call-sign and Nummerical Identities kan men MMSI-nummers vinden.

DSC-signalen komen sterker door dan telefonie signalen. Dij telefonie-signalen kan het wel voorkomen dat met niet allen gegevens in het scherm te zien krijgt. Dit heeft dan weer met de sterkte van het signaal te maken. Als men een DSC distress alert ontvangt merkt men dit aan zowel een audio als een visueel signaal. Distress, urgency en safety zijn DSC-categorieën die worden gebruikt op de frequentie 2187,5 KHz.. Als men een DSC-bericht ontvangt met het telecommando ‘unable to comply’ moet daarop het telecommando ‘no reason given’ worden gegeven. Als men in de MF-band herhaaldelijk een distress alert ontvangt en er geen reactie op volgt, moet men een ‘distress alert relay selective’ verzenden aan een kuststation of RCC.

Telephone call, ook wel dialphone call of linkcall genoemd. Het was aanvankelijk de bedoeling dat een schip via een kuststation (geen Kustwacht) verbinding zou kunnen maken met een telefoon-walabonnee Niet veel kuststations hebben deze mogelijkheid. Het zou te vergelijken zijn geweest met openbaarverkeer van vroeger.

Bij de MF/HF heeft men een testmogelijkheid. Via het MMSI-nummer kan men een Kustwachtstation bereiken. Je geeft aan dat het om een testcall gaat,

Geographic Area call. Dit hebben we ook la bij GMDSS gehad. Op deze manier is het mogelijk om schepen in een bepaald gebied een bericht te laten ontvangen. Het gaat om een gebied in hele graden en dan heb je het dus al over een gebied van 60 bij 60 mijl. Gelet op het bereik van de VHF is dit systeem voor de marifoon niet zo nuttig. Er wordt gewerkt met een referentiepositie. Dan gaat het een graad naar het zuiden en dan naar het oosten en dan kun je een vierkant op de kaart tekenen. Voor de oceanen waar gezocht moet worden zou dit wel een functie kunnen hebben. Een kustwachtstation stelt zo’n zoekgebied in. Een referentiepositie zit dus altijd links boven in. Dus in de NW-hoek.

Met ‘Position Request’ is het mogelijk om de positie van een ander schip op te vragen. Het is dan wel nodig om het MMSI-nummer van het schip waarvan je de positie wilt weten in te voeren. Het schip waarvan de positie wordt gevraagd, moet wel toestemming geven door op ‘enter’ te drukken. Loods- en reddingsdiensten kunnen hier gebruik van maken. Je krijgt dan de positie van het gevraagde schip in het scherm van je DSC-marifoon of MF/HF- zend/ontvanger. Bovengenoemde mogelijkheden kun je niet opstarten via de distress button, maar via een menuknop, waar soms DSC/tel. op staat. Op die manier kun je bij de mogelijkheden komen om een DSC-relay selective te verzenden. Je werkt dus alleen met de rode distress knop als je zelf in nood zit.

De ontvangst van een DSC distress alert. Ten eerste stoppen met alle andere radiotelefoniewerkzaamheden en gaan uitluisteren op de frequentie waarop het noodsignaal werd ontvangen. In het ‘subsequent communications’ staat of er radiotelefonie of radiotelex zal worden gebruikt. In principe wordt altijd eerst radiotelefonie gebruikt. Uitdrukkingen zoals phone, rtf R/T en J3E wijzen daar op. Voor de radio-telex worden aanduidingen zoals telex, rtx F1B, J2B, NBDP, TOR RTTY en TTY gebruikt. Over het algemeen moet je vijf minuten uitluisteren als je een DSC MF/HF DSC-call ontvangt. Hoor je niets dan mag je na die vijf minuten een acknowledgement geven. In een DSC-distress alert moeten minimaal de identificatie en de positie van het schip in nood aanwezig zijn. Indien men in de HF-band een DSC-distress alert ontvangt en je hoort daarna niets meer, mag je DSC distress alert relay naar een kustwachtcentrum verzenden. Als je in het A3-gebied een HF-DSC-distress alert ontvangt en je hoort geen acknowledgement van een walstation, dan moet je HF-DSC-distress alert relay selectieve versturen. Maar staart u zich tijdens het examen niet blind op de DSC-toestellen die onder Marcom A vallen, want u krijgt ook vragen over de DSC VHF. Er worden tijdens het examen regelmatig afbeeldingen getoond van een display. Let goed op: Een distress relay all from 002913000 is door een kuststation verzonden. Als u een boodschap naar een u te bepalen station wilt verzenden, moet men in het format specifier voor ‘selective’ kiezen. Dus een geselecteerd station.

Tegenwoordig schakelt de apparatuur (remote controlled) zelf over naar de juiste mode en frequentie. Als de Kustwacht een DSC-distress alert ontvangt, wordt dat doorgezet naar de meest geschikte RCC. Maar in Nederland is de Kustwacht tegelijk ook de RCC. Daarna zal de Kustwacht een DSC-distress alert beantwoorden met een acknowledgement in de zelfde frequentieband als waarin de alert werd ontvangen.

Distress alert relay. Het doorsturen van een distress alert bijvoorbeeld door de Kustwacht. Degene die een distress alert relay verstuurt, zit dus zelf niet in nood maar geeft het bericht door. Het kan zowel in de VHF, MF en HF. Het is mogelijk het bericht aan één station door te geven, maar het kan ook een distress alert relay all zijn. Meestal zal de Kustwacht het verzenden. Een noodbericht kan bij de Kustwacht/RCC via radiotelefonie zijn binnengekomen, maar het kan ook via een EPIRB. Het geven van een acknowledgement is een taak van de Kustwacht/RCC. Ook via Inmarsat kan een relay-bericht worden doorgegeven. Een schip mag nooit via de HF ontvangen noodbericht een acknowledgement geven; het moet blijven uitluisteren op de frequentie waarop het bericht binnen kwam. Pas na vijf minuten zou men de Kustwacht door middel van een distress relay selective kunnen informeren. Nooit een distress relay geven op een distress relay. Dit veroorzaakt een kettingreactie in dezelfde band. Bij het per ongeluk versturen van een distress alert (valse alert) dan de Kustwacht hierover informeren.

Er wordt vaak gewerkt met een Debeg 3818 MF/HF zender. Wij kiezen voor de Sailor om die als voorbeeld te gebruiken. In het zeegebied A3 kun je met Inmarsat B, C, en Fleet 77 de beginselen van GMDSS toepassen. Met deze apparaten werkt het GMDSS-systeem met dezelfde manier van alarmeren via de standaard structuur die door de format specifier wordt bepaald. Distress-berichten worden vijfkeer uitgezonden en de overige berichten twee keer. Inmarsat berichten worden opgevangen door LES Land Earth Stations waarvan er een in het Friese Burum staat die de naam Xantic voert. Dit grondstation kan de AOR-E, AOR-W en de IOR bereiken en als het via de POR zou moeten, lukt dat ook via de LES Perth in Australië. Een grondstation kan verschillende diensten verlenen. zoals nood-, spoed- en veiligheidsverkeer, telefonie, telefax, telex, Medium speed data, High speed data, Voice data en maritieme assistentie.

De ontvangst van een DSC distress alert. Ten eerste stoppen met alle andere radiotelefoniewerkzaamheden en gaan uitluisteren op de frequentie waarop het noodsignaal werd ontvangen. In het ‘subsequent communications’ staat of er radiotelefonie of radiotelex zal worden gebruikt. In principe wordt altijd eerst radiotelefonie gebruikt. Uitdrukkingen zoals phone, rtf R/T en J3E wijzen daar op. Voor de radio-telex worden aanduidingen zoals telex, rtx F1B, J2B, NBDP, TOR RTTY en TTY gebruikt. Over het algemeen moet je vijf minuten uitluisteren als je een DSC MF/HF DSC-call ontvangt. Hoor je niets dan mag je na die vijf minuten een acknowledgement geven. In een DSC-distress alert moeten minimaal de identificatie en de positie van het schip in nood aanwezig zijn. Indien men in de HF-band een DSC-distress alert ontvangt en je hoort daarna niet meer mag je DSC distress alert relay naar een kustwachtcentrum verzenden. Als je in het A3-gebied een HF-DSC-distress alert ontvangt en je hoort geen acknowledgement van een walstation, dan moet je HF-DSC-distress alert relay selectieve versturen. Maar staart u zich tijdens het examen niet blind op de DSC-toestellen die onder Marcom A vallen, want u krijgt ook vragen over de DSC VHF. Er worden tijdens het examen regelmatig afbeeldingen getoond van een display. Let goed op: Een distress relay all from 002913000 is door een kuststation verzonden. Als u een boodschap naar een u te bepalen station wilt verzenden, moet men in het format specifier voor ‘selective’ kiezen. Dus een geselecteerd station.

Tegenwoordig schakelt de apparatuur (remote controlled) zelf over naar de juiste mode en frequentie. Als de Kustwacht een DSC-distress alert ontvangt, wordt dat doorgezet naar de meest geschikte RCC. Maar in Nederland is de Kustwacht tegelijk ook de RCC. Daarna zal de Kustwacht een DSC-distress alert beantwoorden met een acknowledgement in de zelfde frequentieband als waarin de alert werd ontvangen.

Distress alert relay. Het doorsturen van een distress alert bijvoorbeeld door de Kustwacht. Degene die een distress alert relay verstuurt, zit dus zelf niet in nood maar geeft het bericht door. Het kan zowel in de VHF, MF en HF. Het is mogelijk het bericht aan één station door te geven, maar het kan ook een distress alert relay all zijn. Meestal zal de Kustwacht het verzenden. Een noodbericht kan bij de Kustwacht/RCC via radiotelefonie zijn binnengekomen, maar het kan ook via een EPIRB. Het geven van een acknowledgement is een taak van de Kustwacht/RCC. Ook via Inmarsat kan een relay-bericht worden doorgegeven. Een schip mag nooit via de HF ontvangen noodbericht een acknowledgement geven; het moet blijven uitluisteren op de frequentie waarop het bericht binnen kwam. Pas na vijf minuten zou men de Kustwacht door middel van een distress relay selective kunnen informeren. Nooit een distress relay geven op een distress relay. Dit veroorzaakt een kettingreactie in dezelfde band. Bij het per ongeluk versturen van een distress alert (valse alert) dan de Kustwacht hierover informeren. Er wordt vaak gewerkt met een Debeg 3818 MF/HF zender. Wij kiezen voor de Sailor om die als voorbeeld te gebruiken.

Noodberichten via inmarsat

In het zeegebied A3 kun je met Inmarsat B, C, en Fleet 77 de beginselen van GMDSS toepassen. Met deze apparaten werkt het GMDSS-systeem met dezelfde manier van alarmeren via de standaard structuur die door de format specifier wordt bepaald. Distress-berichten worden vijfkeer uitgezonden en de overige berichten twee keer. Inmarsat berichten worden opgevangen door LES Land Earth Stations waarvan er een in het Friese Burum staat die de naam Xantic voert. Dit grondstation kan de AOR-E, AOR-W en de IOR bereiken en als het via de POR zou moeten, lukt dat ook via de LES Perth in Australië. Een grondstation kan verschillende diensten verlenen. zoals nood-, spoed- en veiligheidsverkeer, telefonie, telefax, telex, Medium speed data, High speed data, Voice data en maritieme assistentie.

Nog even over de apparatuur aan boord. Het is er in verschillende klassen. Klasse A staat voor de beroepsvaart met alle mogelijkheden. Klasse B ook voor de beroepsvaart en visserij, maar met minder mogelijkheden. Met een klasse C kun je alleen via de VHF alarmeringen doen. Zoals bekend wordt er vaak met MMSI-nummers gewerkt. Hier zit dan weer een systeem in. Het nummer dat bij een land hoort heet een MID-nummer bijvoorbeeld 244 en dan het scheepsnummer. Bij een groep zit er een 0 voor het MID-nummer en als een nummer is van de Kustwacht is zitten er twee 00 voor het MID-nummer. Het MMSI-nummer van de Kustwacht is 002442000.

Terug naar de grondstations. Er is dan ook nog verhaal over de Bits en Baud wat met snelheden te maken heeft, maar we willen graag in de buurt van de examens blijven en we komen hier geen of weinig vragen over tegen. Als aan boord een Inmarsat-terminal staat noemt men dit schip een SES (Ship Earth Station). Het grootste Inmarsat-apparaat is Inmarsat B. Sinds 2008 is Inmarsat A niet meer in gebruik. Tot die tijd hebben een kleine 15.000 schepen met Inmarsat A gevaren. Inmarsat A was analoog en Inmarsat B is digitaal. De antenne is een schotel die door een computer op een satelliet gericht wordt. Die schotel staat weer in een grote bol die we een dome noemen. Dit is een behuizing van kunststof. Inmarsat B wordt ook wel Fleet 77 genoemd. Het Inmarsat B-systeem is van 1993. Met Inmarsat kun je telefoneren, faxen, telex en data (e mail). Je hebt dus gewoon een telefoon en pc op je radiotafel.

Inmarsat M.

Dit is een kleiner en minder snel systeem en je kunt er ook weer mee telefoneren, faxen en dataverkeer. Een Inmarsat M-systeem is veel kleiner en lichter. Er zit een lineaire antenne op die ook weer veel kleiner is dan de Inmarsat B-dome. Nu we het toch over de antennes hebben moet er nog wel een uitleg komen over het azimut en de elevatie. Bij het Inmarsat-systeem heb je spotbeams. Dit zijn dode hoeken waarin geen ontvangst is. Inmarsat B werkt wel in die spotbeams. Voor de duidelijkheid, de Inmarsat M voldoet niet aan de GMDSS-eisen.

Fleet.

Het Fleet systeem is ook van Inmarsat en is in 2001 ingevoerd. Er zijn drie klassen: Fleet 33 is voor jachten, Fleet 55 voor kleine beroepsvaart en visserij en Fleet 77 voor de grote zeevaart. De getallen 33, 55 en 77 staan voor de diameter van de dome die bij het apparaat hoort. Met alle 3 types kun je in het A3-zeegebied telefoneren. De 33 en 55 hebben in de spotbeams beperkingen, maar Fleet 77 niet. Alleen Fleet 77 heeft een GMDSS-systeem. ISDN (Intergrated Service Digitale Network) is een digitale telefoontechniek die wordt gebruikt voor het telefoon- en emailverkeer. Door MPDS (Mobile Packet Data Services) kan ook aan boord internet continu bij staan. Bij het Fleet 77-systeem kan een RCC altijd een schip bereiken en op dit apparaat zit de ons zo bekende rode distress knop. Als een RCC de prioriteit ‘distress’ gebruikt, krijgt men altijd contact ook al zou het schip met een ander gesprek bezig zijn. Een gesprek met de prioriteit ‘urgency’ zal een routine-bericht uit de lucht drukken. Een Fleet-toestel moet wel op de juiste satelliet zijn ingesteld. Bij het drukken op de distressknop ziet men na korte tijd ‘Distress connect’ en hoort u de stem van de operator. De hoorn opnemen dus. Het werkt iets anders dan het acknowledgement van de DSC.

Inmarsat C.

Dit systeem is in gebruik sinds 1991. Inmarsat C is alleen digitaal en men kan er alleen data mee uitwisselen. Niet bellen dus. Telex kan wel. Je hebt een pc, printer, antenne en een modem. Het werkt op basis van Store en Forward, dat wil zeggen dat er geen rechtstreekse verbinding is, maar een bericht dat op volgorde wordt verzonden. Je doet dus een bericht op de bus, maar weet niet wanneer het aankomt. Inmarsat C werkt met een rondom gevoelige antenne wat omni-directional wordt genoemd. Inmarsat E is een EPIRB van het Inmarsat systeem, maar dat is uit de handel gehaald.

Alarm panel.

Op de brug van een groter schip is een alarmpanel te vinden. U ziet dat hier meerdere distressknoppen te vinden zijn  .Hieronder ziet u dat ik via 2 DSC-marifoons en door middel van MF/HF een distress alert hebt verzonden. Ik heb de knop van Inmarsat C nog niet ingedrukt.