NOOD SPOED EN VEILIGHEIDVERKEER

We hebben dit natuurlijk ook al bij marifonie en GMDSS gehad, maar vullen het hier aan als het om apparatuur gaat die onder Marcom A valt.

Nog even wat kreten. We hebben het over noodverkeer wanneer het om ernstig en ogenblikkelijk gevaar gaat en waarbij onmiddellijk hulp nodig is. Bij radiotelefonie is het dan “may day” en bij DSC ‘distress’. Bij spoed wordt een zeer belangrijk bericht betreffende de veiligheid van een schip of persoon overgebracht. “Pan pan” bij radiotelefonie en ‘Urgency’ bij DSC. Bij Veiligheid geeft het uitzendende station een belangrijke navigatie of meteorologische waarschuwing. Securité bij radiotelefonie en Safety bij DSC.

Nederlandse(zee) schepen zijn verplicht de GMDSS-apparatuur aan boord te hebben. DSC-mogelijkheden zijn te vinden op de VHF-, MF- en HF-apparaten. Dus een eigen DSC-noodfrequentie. Ook op Inmarsat B, C en Fleet 77 en een EPIRB is ook een noodbaken die onder GMDSS valt. Het verzenden van een ‘distress alert’ is een noodsein, zie de omschrijving daarvan hier boven. In principe is een distress alert in eerste instantie bestemd voor een walorganisatie. Een distress alert of noodsein mag alleen worden uitgezonden op bevel van de schipper of kapitein.

De noodprocedurekaart vindt u in de Standaard Bijlage.

Bij de operationele vaardigheden leren we hoe het verzenden van een distress alert in zijn werk gaat. Het beste is dat onderdeel voor het theorie-examen te volgen. Je leert hier de praktijk maar ook veel elementen die bij het theorie examen van pas komen.

In het kort: Je drukt 1 keer op de ‘distress knop’ van je VHF/ MF/HF. Je selecteert de aard van het ongeval en als je voor de tweede keer de distressknop indrukt, verzend je je identificatie via je MMSI, de aard van het ongeval, de positie en de tijd (dat je op die positie was). Je MMSI-nummer is dus in je zender geprogrammeerd en moet ook met de werkelijke identiteit overeenkomen. Na het verzenden van de distress alert moet het radiotelefonie gesprek weer op gang komen. “May day”, enzovoort.

Deze procedure is ook terug te vinden bij de cursus GMDSS en Marifonie. De tijd is de UTC tijd. Dus dat is de tijd die in het toestel is ingevoerd. De positie wordt door de aangesloten GPS verkregen. Het type van communicatie wordt ook in het scherm vermeld en is al eerder in beeld geweest zoals radiotelefonie wordt aangeduid met J3E of SSB Tel. ‘Distress Call Attempt’ betekent dat een DSC-bericht een aantal malen achter elkaar wordt uitgezonden. Alle verschillende ongevallen waar een keuze uit gemaakt kan worden zag u al in het GMDSS-deel. Als u in het A2-, A3- of A4-gebied vaart moet er een distress alert worden verzonden met MF/HF. Bij MF gaat het bereik tot ongeveer 200 mijl. Er wordt dan gebruik gemaakt van 2187,5 KHz. Dit noodbericht wordt dan niet ontvangen via de VHF. MF is een goed middel in het A2-gebied. Het is beter omdat dan niet met HF te doen. Het noodverkeer alleen via spraak, dus alleen radio, is behandeld in het marifoon gedeelte. Dus “may day”, enzovoort. Kent u de volgorde nog? Noodsein, Noodoproep, Noodbericht en einde noodverkeer. Schepen die niet met DSC zijn uitgerust zijn op radiotelefonie aangewezen.

We hebben ook al eerder behandeld dat je een ‘may day relay’ (noodsein ten behoeve van een ander) kunt uitzenden. Dit kan per VHF zowel per radiotelefonie als DSC, maar dan moet dat wel een klasse A DSC-marifoon zijn. Het kan ook via de MF/HF-zender. Als bij een noodsein de Kustwacht na vijf minuten niet reageert, kan een ander station een ‘may day relay’ uitzenden. Je kunt ook weer selecteren aan wie je de ‘may day’ stuurt. ‘Distress alert relay all’, is voor alle stations en ‘Distress alert relay Sel’ is bestemd voor een geselecteerd station bijvoorbeeld de Kustwacht/RCC. Dan bestaat de mogelijkheid om een ‘group area’-bericht van te maken, maar daar gaan we hier niet verder op in. Je hebt dan de richtlijnen van de fabrikant weer nodig.

Bij het uitzenden van een distress alert zal het toestel met tussenpozen het bericht heruitzenden tot er een ‘Distress alert acknowledgement’ is ontvangen. Een walorganisatie is als eerste verantwoordelijk voor het verzenden van het acknowledgement. Het is duidelijk dat de Kustwacht/RCC hiermee wordt bedoeld. We komen ook wel de term Search and Resque Region (SRR) tegen. De Kustwacht ziet op haar computerscherm wie, waar en op welke wijze een distress alert heeft verzonden en met een druk met de rechtermuisknop wordt een acknowledgement gegeven. Het heruitzenden stopt en men gaat bij VHF en MF/HF over op spraak. Na de ontvangst van de DSC-distress alert acknowledgement gaat men over bij VHF op kanaal 16 en bij MF op 2182 KHz. Je wacht vijf minuten. Meestal krijg je binnen vijf minuten contact met de RCC. Zo niet, dan mag je verwachten dat je een acknowledgement krijgt van een schip dat daadwerkelijk hulp kan verlenen.

Als je een distress alert ontvangt moet je eerst op accept drukken. Bij DSC VHF dan vijf minuten uitluisteren op kanaal 16 en bij MF 5 minuten uitluisteren op 2182 KHZ. Het is verboden een ‘distress alert relay all’ te verzenden in reactie op de ontvangst van een distress alert bij VHF en MF.

Als je op de HF een distress alert ontvangt, dan ga je dat eerst accepteren en wacht vijf minuten in dezelfde band waar het alert werd ontvangen. Indien een walstation de ontvangst van de distress bevestigt, stelt men zich zelf de vraag of er al dan niet hulp kan worden geboden. Als men hulp gaat bieden dan de RCC hiervan in kennis stellen, met een geschikt communicatiemiddel. Daarna verder overleg met het RCC. Het uitzenden van een distress alert acknowledgement bij de HF is verboden. Bij de HF is het ook verboden DSC-distress alert relay ALL naar een kuststation te sturen.

Nood-, spoed- en veiligheidsverkeer met Inmarsat C, B en Fleet 77.

Via Inmarsat C moet het per Telex via Store en Forward, Met Inmarsat B kan het doormiddel van Telex en telefoon. Bij Fleet 77 ook per telefoon. Inmarsatterminals hebben ook voorgeprogrammeerde identificaties, maar nu is het geen MMSI maar een Inmarsatnummer. De GPS geeft ook hier de positie en het gyrokompas kan er ook op worden aangesloten (Inmarsat B). Ook bij Inmarsat gaat het noodbericht van schip naar walstation. Je moet wel een geschikte LES kiezen. Een distress alert krijgt de prioriteit. Een LES stuurt de alert naar de RCC. Dit is een kwestie van enkele minuten. Bij het bedienen is het belangrijk de voorschriften van de fabrikant op te volgen; die zijn niet altijd het zelfde. Bij het gebruik van een Inmarsat C van Sailor heeft bij het ouder type twee knoppen ‘Stop’ en ‘Alarm’ die tegelijkertijd ingedrukt moeten worden. Bij een nieuwer type is dit één knop. Dit is de ‘distress’-knop achter een kapje. Op deze manier gaat het alert naar de laatst gebruikte LES. De identificatie en positie worden meegezonden. Dit is de snelle methode. Via het distress-menu heeft men wel de gelegenheid om de meest geschikte LES te selecteren. Het is dan ook mogelijk om de aard van ongeval mee te zenden. We treffende dan het ons bekende lijstje in het scherm aan. Fire, Flooding enzovoort. Via Inmarsat C is het niet mogelijk om contact met de betreffende RCC te krijgen. Het is ook mogelijk om een Distress Alert Relay te verzenden.

Met Inmarsat B kan een Distress Alert ook via de telex worden verzonden. Een LES selecteren, de telex mode kiezen, het distress-menu kiezen en de aanwijzingen opvolgen. Er komt een contact met de RCC en u kunt het ingetikte bericht verzenden.

Fleet 77 heeft als Inmarsat-apparaat een DSC-mogelijkheid. Onder de hoorn zit een ‘distress’-knop. Het gaat door middel van de meest geschikte LES. U krijgt een operator en de noodoproep en het noodbericht kan worden uitgesproken. Het is ook mogelijk om één van de vier bekende prioriteiten aan een bericht te koppelen. Distress is P3, Urgency is P2, Safety is P1 en Routine P0. Als een gesprek met een lage prioriteit gaande is kan dat gesprek worden onderbroken door een gesprek met een hogere prioriteit. Eer RCC kan een schip altijd bereiken ook al is het in gesprek. Het komt er op neer dat je bij Fleet 77 een noodoproep per telefoon doet.

Diversen.

Er zullen nog EPIRBs te vinden zijn die via het Inmarsat systeem werken, maar Inmarsat is met haar EPIRB gestopt, zodat de behandeling daarvan ook weinig zin zal hebben. Wel kunnen we zeggen dat de Inmarsat een GPS aan boord had en dat het met deze EPIRB mogelijk was snel en zorgvuldig een noodmelding te doen. Het ging rechtstreeks van de LES naar de RCC. Het is duidelijk dat alle bijzonderheden betreffende nood-, spoed- en veiligheidsverkeer in het radiogedeelte van het scheepsjournaal moeten worden genoteerd. MF/HF-toestellen hebben een mogelijkheid om een zelftest uit te voeren. Dit gaat dan naar een RCC, maar die weet dat het om een test gaat. Een acknowledgement wordt direct door de RCC via de computer gegeven. Een testcall heeft de safety prioriteit. Het mag niet vaker dan één keer per week.

Een RCC kan bij VHF een alarmsein op kan 16 af laten gaan. Dit bestaat uit twee wisselende tonen gevolgd door een lange toon. Men kondigt hier de heruitzending van een noodbericht aan. Een false distress alert moet natuurlijk ongedaan worden gemaakt om te voorkomen dat reddingsdiensten voor niets in actie komen. Met dient altijd contact te zoeken met de betreffende RCC en dat kan met de prioriteit routine als het om DSC VHF MF/HF gaat. Zorg er voor dat het toestel stopt met doorzenden door het te resetten. RCC in dezelfde band informeren, waarin het noodsignaal werd uitgezonden. Maar bij Inmarsat moet het annuleringsbericht wel met de prioriteit Distress worden verzonden en doe dat via dezelfde LES. Ook als een EPIRB per ongeluk is geactiveerd moet men hoe dan ook de RCC zien te bereiken.

We leerden al dat het spoedsein ‘Pan pan’ is bij radiotelefonie en dat men bij DSC voor ‘urgency’ kiest. Dit sein wordt alleen op bevel van kapitein of schipper verzonden. Bij MF of HF ook de noodfrequentie via de distressknop gebruiken en hier kan het ook via de radiotelex. Als het een lang spoedbericht of een medisch bericht is of in een gebied waar druk radioverkeer gaande is horen die berichten via werkkanalen/frequenties te gaan. Schepen die niet met DSC zijn uitgerust, zijn dus aangewezen op de radiotelefonie procedure die we inmiddels kennen. Het cancelen van een spoedbericht kan per radiotelefonie met : Please cancel urgency message of time in UTC…

Bij de DSC-safety-procedure gaat het immers om een belangrijke navigatie- of meteo-waarschuwing en bij de DSC kiest men voor de prioriteit safety en bij radio telefonie voor securité. Je kunt kiezen voor ‘all stations’ of een geselecteerd station of zelfs voor stations in en geografisch gebied. Ook hier is het vanzelfsprekend dat schepen die niet met DSC zijn uitgerust het bericht alleen per radiotelefonie kunnen verzenden. Het grootste gedeelte van het spoed- en veiligheidsverkeer is wal (RCC)- schip verkeer.

Dit verkeer valt onder MSI (Maritime Safety Information). MSI is wereldwijd geregeld World Wide Navigational Service (WWNSWS). De wereld is verdeeld in 16 Navarea’s en ze hebben de nummers I tot en met XVI. Een Navarea heeft een navareacoördinator die er voor zorgt dat MSI-berichten op de juiste tijd worden verzonden. NW-Europa van onder Navarea I United Kingdom. Binnen een Navarea kunnen er sub-area’s zijn en die heeft dan ook weer een coördinator. Binnen de sub-area kunnen er weer regio’s zijn, met een national coördinator die weer voor de local warnings zorgt. Er zijn dus Navarea warnings, Sub-area warnings, Coastal warnings en Local warnings. De berichten kunnen worden ontvangen door Inmarsat C EGC safetynet, een Navtex en HF NBDP. Een coastal warning kan gelden voor een bepaald kustgebied via Navtex en safetynet. Local warnings zijn voor gebieden met ook kust en binnenvaarwegen, denk aan de Waddenzee. De local warnings gaan vaak per VHF. Luister naar kan 23 en 83.

Radio Medische dienst.

Een Radio Medische Dienst wordt in stand gehouden omdat daar internationale afspraken over zijn gemaakt. Men maakt er gebruik van in zeer dringende gevallen. Bij VHF is het spoedsein ‘Pan pan’. Bij DSC-urgency. Bij de module GMDSS is er ook al veel over geschreven. In Nederland zorgt de KNRM (Koninklijke Nederlandse Reddings Maatschappij) er voor dat er een huisarts beschikbaar is die per telefoon advies kan geven. De arts heeft informatie nodig en gebruikt daarvoor de RNA-vragenlijst die ook weer gevonden kan worden in Geneeskundig handboek voor de scheepvaart. Het kan ook via de Kustwacht per telefoon op nummer 0223-542500. Ook is er instructie te vinden in de ARLS Vol.1.

Per VHF DSC kan de Kustwacht worden bereikt per individuele aanroep en daarbij het MMSI-nummer van de Kustwacht 002442000 gebruiken. Per radiotelefonie uiteraard via kanaal 16: “Pan pan”. Per MF DSC via DSC op MF frequentie 2187,5 KHz voor de aanroep en daarna overschakelen naar 2182 KHz. Waarschijnlijk verwijst de Kustwacht naar een werkfrequentie. Bij VHF gaan de gesprekken dan via 23 of 83. Bij MF zendt de Kustwacht op 2824 en ontvangt op 2520 KHz. Werkfrequenties zenden op 1890 en ontvangen 2045, 2048, 2049, 20551m 2054 of 2057 KHz.

Inmarsat werkt immers met codes. Short Acces Code (SAC) 32 Medical Advise en SAC 38 Medevac (evacuatie). Als je in het POR-gebied zit, kun je de Nederlandse LES niet bereiken. Bij de drie andere satellieten lukt dit wel en bij het gebruik van code 32 word je automatisch doorverbonden via de Nederlandse LES. Met Inmarsat B lukt het via de POR ook niet. Inmarsat-telexberichten worden ook afgesloten met NNNN. Per Inmarsat C is het ook mogelijk een RMA-bericht te verzenden en hier maakt het niet uit via welke satelliet dat dat gebeurt. Het bericht komt terecht op een aparte RDM-computer en u krijgt antwoord van de dienstdoende arts. Kortom per VHF DSC via kan 70 naar de Kustwacht door middel van het MMSI-nummer van de Kustwacht. Het zal dan overgaan op spraak op kanaal 16 en daarna na een werkkanaal. Via MF DSC hetzelfde, maar dan via 2187,5 KHz. U moet uw scheepsnaam roepletters, positie melden en om Radio Medisch Advies vragen. Per Inmarsat inloggen op LES Burum (Station 12) code 32 of 38 gebruiken en u wordt doorverbonden met de dienstdoende arts

De Kustwacht

We hebben bij marifonie en GMDSS ook al het nodige over de Kustwacht geschreven, maar hier komen nog wat toevoegingen voor Marcom A. Een bewakingsgebied wordt in het Engels SRR (Search en Resque Region) genoemd of ‘the Netherlands Coastguard’. Dat is de RCC op zee en de ruime binnenwateren. Buiten de Nederlandse territoriale wateren op zee wordt ook de Exclusief Economische Zone (EEZ) bewaakt. Er zijn heel wat taken zoals nood-, spoed- en veiligheidsverkeer, rampenbestrijding, verkeersbegeleiding, vaarwegmarkering, politietaak, douane toezicht, visserijtoezicht, controle uitrusting schepen, toezicht op olie en gaswinning en grensbewaking. Het werkgebied steekt dus een heel eind de Noordzee in, in noordwestelijke richting. Bij calamiteiten wordt de naam Den Helder Resque gebruikt. Daarvoor bestemde berichten die bij de Nederlandse LES aankomen via Inmarsat B, C en Fleet 77 worden doorgezet naar de Kustwacht in Den Helder. Voor het A1-gebied wordt altijd kan 16 afgeluisterd en via kan 70 komen de DSC berichten binnen. De Kustwacht kan ook communiceren via kanaal 67, maar luistert daar niet constant op uit. De Kustwacht heeft langs de kust steunzenders en die zijn te vinden in de List of Coast Stations. Kornwerderzand, Hoorn, Terschelling, enzovoort.

De Kustwacht heeft ook een peilnet om posities van zenders bij benadering te kunnen bepalen. De Kustwacht gebruikt de kanalen 23 en 83 als werkkanaal voor navigatie en weersberichten. Voor het A2 gebied wordt de MF DSC op 2187.5 KHz afgeluisterd. De werkfrequentie is 2182 KHz. Er kan ook gewerkt worden op de SAR frequenties 3023, 5680, 5699 KHz. Op 3672 KHz zendt de Kustwacht voor de Noordzee op vastgestelde tijden weersberichten uit. Per GSM is de Kustwacht bereikbaar via 0900 0111 en via 112. Het KWC verzorgt Navtexberichten voor de Noordzee, waar ook het Duitse deel onder valt. De letter van de Nederlandse Kustwacht is P. Per Inmarsat C is de Nederlandse Kustwacht te bereiken door een SES via de AOR-E met het nummer 424426512 of 424477710. Meteo instituten, hydrografische bureaus leveren gegevens aan in de vorm van MSI. Het kan ook zijn dat de Nederlandse Kustwacht een noodbericht ontvangst van een schip op de Atlantische Oceaan. Het bericht wordt dan doorgezet naar de dichtstbijzijnde RCC en als dat niet zou lukken is de Nederlandse Kustwacht wel in staat om via een EGC distress call de schepen in de buurt te informeren. Veel informatie is te vinden in de ARLS Vol. 5.

On-scene coördinator.

De Kustwacht kan ter plaatse van een omvangrijk ongeval een on-scene Coördinator aanwijzen. Die bepaalt de frequenties voor de schepen die bij redding en berging zijn betrokken, uiteraard in overleg met de Kustwacht. Het gebruik van kanaal 16 en/of 2182 KHz ligt voor de hand. Bij de marifoon is een uitwijk naar kanaal 67 SAR-kanaal of 6. Bij MF zijn er meer mogelijkheden die dan kunnen worden gebruikt. De werkwijze van de Kustwacht is gebaseerd op het Internationaal verdrag betreffende maritieme opsporing en redding. De uitwerking is te vinden in het Boek IAMSAR. In dat verdrag worden SAR-regio’s genoemd SRR en de RCC’s. Kustwacht Den Helder is een RCC. Een RCC kan ook nog een sub-RCC hebben en noemen we een Resque Sub Centre (RSC). Nederland heeft deze niet. Bij de Kustwacht werkt een SAR-mission-coördinator die de operatie leidt. Die functionaris wijst de on-scene-coördinator aan die ter plekke coördineert. Een schip in nood wordt een distressed unit of vessel genoemd. Van een SAR-operatie wordt een standaard rapport gemaakt dat een Sitrep (Situation Report) wordt genoemd.